Dr. J. Schrander, kinderarts Academisch Ziekenhuis te Maastricht

Datum: 28 maart 2000

Plaats: Sint Maartens Gasthuis te Venlo

Aantal aanwezigen: 66

Dr. Schrander geeft direct in zijn inleiding al aan dat het bij voedselovergevoeligheid meestal gaat om een moeilijk stelbare diagnose. Met name wanneer het gaat om ernstig eczemateuze reacties.

Bij de consensusbijeenkomst over voedselovergevoeligheid in 1990 zijn afspraken gemaakt over de terminologie. Voedselovergevoeligheid is een reactie op de voeding, die niet door giftige stoffen wordt veroorzaakt (of een schimmel of bacterie).

Bij voedselallergie is een immunologische reactie aantoonbaar (d.m.v. bloed en/of huidtests); bij voedselintolerantie is een immunologische reactie niet aantoonbaar, maar er is wel sprake van een reactie op voeding.

De testen voor voedselallergie zijn niet volledig betrouwbaar. In de praktijk zal het verdachte voedingsmiddel uit de voeding weggelaten en later geherintroduceerd moeten worden om te zien of het voedingsmiddel verantwoordelijk is voor de reactie.

Dr. Schrander vertelt dat zuigelingen, door de borstvoeding, veel meer voedingsmiddelen binnenkrijgen dan alleen melk.

Bij jonge kinderen ziet hij de volgende symptomen:

Maag-darm systeem: braken, diarree, groeivertraging, verstopping, voedselweigering.

Huid: constitutioneel eczeem (dauwworm met nattende uitslag), galbulten, rode vlekken, oedeem (vocht onder de huid). Bij huidproblemen betreft het vaak een moeilijke diagnose.

De consultatiebureau's zien vaker zuigelingen met maag-darmklachten, terwijl de kinder-artsen veel vaker zuigelingen met huidproblemen onder ogen krijgen. De relatie tussen voedselovergevoeligheid en eczeem is moeilijk te constateren. De kans dat voeding echter van invloed is op de zuigeling met huidproblemen is groter dan dat dit het geval is bij oudere kinderen of volwassenen.

Mede door het fluctuerend verloop van eczeem is er vaak geen rechtstreeks verband met ��n of meerdere voedingsmiddelen aan te tonen. Het is een aandoening, die zich in een golfbeweging voordoet. Als een pati�ntje met ernstig eczeem binnenkomt, zal het eczeem voor een deel verdwijnen, welke behandeling er ook wordt gedaan. Bij een combinatie van maag-darmklachten en eczeem is de kans op voedselovergevoeligheid groter en is er een grotere kans dat de maag-darmklachten verdwijnen door een aangepast voedingspatroon.

Constitutioneel eczeem blijft jeuken; het eczeem wordt door het kind zelf onderhouden door het krabben. Het is heel belangrijk dat het eczeem wordt behandeld: alleen een dieet wil niet zeggen dat de aandoening verbetert. Ook de jeuk moet bestreden worden. Maar ook het behandelen van het eczeem is niet gemakkelijk. Het gebeurt met zalf op basis van bijnierschorshormoon of met teerzalf. Bij galbulten (urticaria of netelroos) gaat het vaak om een snelle reactie

Dr. Schrander gaat verder met zijn inleiding met het Oral Allergy Syndrome (OAS): het contact met bepaalde voedingsmiddelen in de mond kan leiden tot dikke lippen, roodheid en zwelling in mond- en keelholte. Deze reactie kan bij jonge kinderen een verklaring zijn voor voedselweigering. Deze aandoening komt vaker voor bij eczeempati�nten. Ook is het opvallend dat pati�nten met voedselovergevoeligheid langer klachten van eczeem houden. 

Hierna komt de inleider op het onderwerp "etikettering" en dan, met name, voor wat betreft de indicatie "pinda(eiwit)". Er zijn Europese afspraken over pinda gemaakt: wanneer de indicatie is "geen pinda", garandeert de fabrikant de afwezigheid van pinda; bij "pinda is wezensvreemd" gaat het erom dat de pinda niet thuishoort in het product doch dat de fabrikant de afwezigheidheid van pinda-derivaat niet kan garanderen en het predikaat "product bevat pinda" zal duidelijk zijn. Bij een vermoe-den van een (voedsel-)allergische aanleg is het raadzaam om pinda pas na de leeftijd van 2 � 3 jaar te introduceren. Hoe vroeger het kind met het allergeen in aanraking komt, hoe groter het risico. Een pinda-allergie overgroei je niet.

Bij een kippenei eiwit allergie is het niet bewezen dat allergische kinderen ook reageren op de BMR-vaccinatie. Er is echter wel een indicatie voor een BMR-vaccinatie in de kliniek op het dagcentrum als er sprake is van een anafylactische reactie op ei.

Een koemelk eiwit allergie overgroeit een jong kind wel. Belangrijk is het wel om te onthouden dat de tolerantie voor koemelk vaak hoeveelheidsafhankelijk is. De klachten ontstaan vaak boven de 50 - 100 ml. Toch is het niet zinvol om direct over te gaan op soja melk omdat de kans op het ontwikkelen van een soja allergie groot is.

Dr. Schrander vervolgt zijn betoog over allergische klachten met reacties van de luchtwegen: oogvliesontsteking, allergische verkoudheid (door een allergische reactie van de neusslijmvliezen - een natuurlijke afweerreactie), chronische oorontsteking, te verklaren door een verbinding tussen neus en oor. Astma, als gevolg van een directe reactie op de voeding, komt minder vaak voor. En verder gaat de inleider in op andere reacties als een shock (de meest ernstige reactie, waar geen "challenge" meer plaatsvindt), kolieken, krampjes met als gevolg huilgedrag van de baby en verder nog gedragsstoornis.

Ook de diagnostiek komt ter sprake. Dr. Schrander vertelt over de beperkte waarde van een positieve RAST en een hoog IgE. Dit hoeft nog geen reactie tot gevolg te hebben; zelfs bij een negatieve RAST is een reactie mogelijk. Uitsplitsing van de test in voedingsstoffen kan een indicatie geven, maar is toch nog niet altijd betrouwbaar. Dubbelblind placebo gecontroleerd onderzoek is een mogelijkheid om ��n enkel onderzoek uit te testen. Waneer twee eerstegraads familieleden allergisch zijn is de kans op het krijgen van een allergisch kind 50 - 90%.

Op de vraag hoe overgevoeligheden ontstaan antwoordt de inleider dat het, immunologisch gezien, eigenlijk ongelooflijk is dat onze voeding nog verdragen wordt. Op alles, wat gegeven wordt aan een jonge zuigeling, kan gereageerd worden.

Het probleem met voedselovergevoeligheid is dat veel artsen maar een beperkt aantal kinderen met VO op het spreekuur krijgen. Ook huisartsen hebben hiermee niet veel ervaring. Vaak zijn alleen de "klassieke" reacties bekend en niet de zeldzame. De verantwoordelijkheid voor het welbevinden van het kind ligt evengoed bij de ouders. Zij kunnen hun informatie weer krijgen via de pati�ntenverenigingen. Een arts is er alleen voor het medische deel! 

Tot zover de lezing van dr. Schrander. Na de pauze heeft hij nog uitgebreid de vragen van de aanwezigen beantwoord. Na afloop van de avond is de inleider met een hartelijk applaus bedankt voor de uitgebreide informatie en niet alleen door de ouders van jonge kinderen!

<<Terug