VOEDING EN GEDRAG
MEVR. N. OX, VERENIGING BAS,
MEVR. M. DE BOER, STICHTING VOEDSELALLERGIEPlaats: Auditorium Sint
Maartens Gasthuis
Datum: 16 - 11 - 1999
Aantal aanwezigen: 48
Deze avond is
georganiseerd als gevolg van het samengaan van de Vereniging BAS met de Stichting
VoedselAllergie maar ook als gevolg van het recente onderzoek van deze laatste organisatie
naar de invloed van de voeding op het gedrag. Een onderzoek dat gepubliceerd zal worden in
het decembernummer van het blad "OverGevoeligHeden".
De Vereniging BAS is in 1987 ontstaan vanuit de (voormalige) NVAS. Op het moment van
verdere samenwerking tussen beide organisaties wordt er nagedacht over het ineenschuiven
van de kennis op dit gebied.
Het eerste deel
van de avond wordt ingevuld door mevr. Nanda Ox van de Vereniging BAS. Dit is de
Nederlandse Vereniging voor hyperactiviteit en de letters staan voor benzoaten,
azo-kleurstoffen en salicylaten. Stuk voor stuk toevoegingen in de voeding, die
gedragsproblemen tot gevolg kunnen hebben. De inleidster stelt zich voor als
ervaringsdeskundige als gevolg van de kennis, die zij heeft uit haar eigen omgeving, maar
ook als gevolg van de kennis van zo'n 1000 leden van de Vereniging BAS. Ze zal vanavond
proberen wat verbanden uit te leggen tussen bepaalde toevoegingen en gedragsstoornissen.
Het is niet zo dat alle gedragsstoornissen het gevolg zijn van de voeding. Ze geeft aan
dat er toevoegingen in de voeding zijn, die het beste kunnen worden vermeden.
Het is niet zo dat alle toevoegingen in principe schadelijk zijn.
Het is evenmin zo dat de BAS aanschopt tegen toevoegingen in het algemeen.
Het is alleen zo, dat een aantal jonge en oudere kinderen, maar ook volwassenen, kunnen
reageren met lichamelijke veranderingen, maar ook met veranderingen in het gedrag, op
toevoegingen. Maar dan alleen als er een bepaalde mate van (over)gevoeligheid bestaat.
Additieven in de voeding, de toevoegingen dus, worden ook wel de cosmetica van de voeding
genoemd. Uit een Engels onderzoek is gebleken dat men jaarlijks 3,5 tot 5 kilo aan
additieven binnenkrijgt.
Toch valt het niet mee om het verband te leggen tussen een reactie en het gebruik van toevoegingen. Sinds 1991 is het mogelijk om op de etiketten te lezen welke toevoegingen de fabrikant in zijn producten heeft gebruikt. De kleurstoffen zijn genummerd in de E-100 serie, de conserveermiddelen in de E-200 serie, de anti-oxydanten en voedingszuren in de E-300 serie, de stabilisatoren, emulgeermiddelen, verdikkingsmiddelen en geleermiddelen in de E-400 serie. De geur- en smaakstoffen hebben geen E-nummer. Het boek van John Kamsteeg: E = eetbaar en Eetwaar = eetbaar geeft hierover uitgebreide informatie.
Nanda geeft aan, dat een reactie op toevoegingen in de voeding geen allergische reactie is maar een reactie van een intolerantie, waarvoor een drempelwaarde geldt en waarbij het afweersysteem niet is betrokken. Hierdoor is het niet mogelijk via bloed- of huidonderzoek de reactie te traceren. Ze vertelt verder nog wat over de Vereniging zelf; deze is in Nederland opgericht in 1987, gesteund door de Feingold-vereniging* in de VS. Het doel van de vereniging is het bevorderen van kennis, herkenning en erkenning van de problematiek, het geven van ondersteuning en het bieden van advies bij discussie-avonden, publicaties en informaties. Ook bij de verbetering van de Nederlandse wetgeving en de Europese regelgeving. Daarnaast haalt Nanda veel voorbeelden uit de dagelijkse praktijk aan, zoals het voorbeeld dat ook het handschrift kan worden be�nvloed door deze vorm van voedselovergevoeligheid.
De film "Het beest BAS", die deze avond deel uit maakt van de lezing van Nanda, geeft een goed inzicht in de gevolgen van deze vorm van overgevoeligheid. Bij een jong kind wordt een reactie uitgelokt. Het eten van een ijsje met kersen leidt tot druk, oncontroleerbaar en ruziezoekend gedrag.
In de pauze krijgt de stand van de BAS grote belangstelling, mede door de mogelijkheid om het proef-dieet aan te schaffen.
* De Feingold-vereniging zet het werk voort van de kinderarts Benjamin Feingold, die in de jaren '70 aantoonde dat veel kinderen met onverklaarbaar afwijkend gedrag reageerden op chemische toevoegingen. Feingold omschreef het afwijkende gedrag als het hyperkinetisch syndroom vanaf de baby-leeftijd tot aan de volwassenheid. Het syndroom vertoont grote overeenkomsten met AD(H)D, een aandachtstekortstoornis met of zonder hyperactiviteit.
Het onderzoek van Feingold is aan grote kritiek onderhevig geweest door het ontbreken van een wetenschappelijke toetsing. Op de site van de Feingold-vereniging zijn thans de resultaten te vinden van tientallen onderzoeken op het gebied van voeding en be�nvloeding van de geestelijke en lichamelijke gezondheid.
Het tweede deel van de avond wordt verzorgd door Marjan de Boer van de contactgroep Venlo e.o. van de Stichting VoedselAllergie. Zij benadrukt dat de mens wordt be�nvloed door milieufactoren, lichamelijke factoren, psycho-sociale factoren en voeding. O.a. aan de hand van de enqu�te blijkt wel dat de invloed van voeding op het menselijk gedrag een ingewikkelde materie betreft. Ook van de kant van de Feingold-vereniging komt de mededeling dat de problematiek er, in de tijd n� Feingold, ondanks de verregaande studies alleen maar complexer op is geworden.
Uit het onderzoek van de Stichting VoedselAllergie is daarnaast ook gebleken dat er niet alleen gesproken kan worden van hyperactiviteit als gevolg van voedselovergevoeligheid, maar dat er ook reacties gemeld zijn van apathie, faalangstig-, zombie- en teruggetrokken gedrag, waarbij een duidelijke lijn in de richting van een groot aantal voedingsmiddelen gelegd kan worden.
In de voorlichting van de voormalige NVAS over het onderwerp voeding en gedrag werd uitgegaan van de onderzoeksresultaten van zowel Feingold (additieven) als Joseph Egger (in principe ieder voedingsmiddel). In de onderzoeken van deze laatste werd een testgroep van kinderen met fysieke en psychische aandoeningen op een op de persoon toegesneden dieet gezet met opzienbarende resultaten.
Hierin lag het belangrijkste verschil in de voorlichting van NVAS en BAS.
Wat kunnen nu aanwijzingen zijn dat voeding de veroorzaker is van de gedragsproblemen? Er zijn geen echt duidelijke aanwijsbaarheden bekend. Aan de voeding als veroorzaker zou gedacht kunnen worden:
En verder:
Bij 2/3e van de kinderen uit het onderzoek blijkt een allergische aanleg aanwezig te zijn. Dit leidt dan (en niet zonder reden) tot de gedachte dat de gedragsproblematiek het indirecte gevolg is van de allergie. Uit de enqu�te komt echter naar voren, dat deze kinderen naast hun allergische aanleg ook nog eens met intoleranties reageren op andere voedingsmiddelen. Weglating van deze voedingsmiddelen uit het dagelijks voedselpatroon leidt tot opzienbarend positieve resultaten.
Uit recente onderzoeken, gepubliceerd bij de Feingold-vereniging, is vast komen te staan dat een sub-groep kinderen met ADHD op de voeding reageert met veranderingen in de hersenaktiviteit. Het is dus zinvol om in de diagnostiek de voeding niet uit te sluiten. Juist daar waar gesproken wordt over een "onzuivere" of "lichte" vorm van ADHD is het zoeken naar deze invloed zinvol.
Op de site van de
Feingold-vereniging staan ook de nieuwe onderzoeken van Joseph Egger vermeld. De twee
verschillende "ingangen" op het gebied van gedragsbe�nvloeding uit de jaren '70
en '80, die geleid hebben tot een scheiding tussen NVAS en BAS zijn nu terug te vinden op
��n site. Een duidelijker teken, dat bundeling van krachten leidt tot verdere kennis is
er niet te vinden.
Als laatste licht Marjan de Boer nog even de enqu�te-resultaten toe voor wat betreft de
volwassenen. Feingold beschreef de mogelijke psychische reactie op de voeding als volgt:
"de volwassene, die op voedselbestanddelen reageert zal beduidend meer psychische en
maatschappelijke problemen hebben en er zal een hoger aantal delinkwenten in deze groep
zijn."
Een enorm grote vari�teit aan psychische klachten wordt genoemd als gevolg van een minstens zo grote vari�teit an voedingsmiddelen. 2/3 van de reacties geeft aan te maken te hebben met zware depressiviteit als gevolg van een dieetfout. 1/3 van hen spreekt zelfs van zelfmoordgevoelens of -neigingen.
Echter, en dat is hoopgevend, 80% van de inzenders geeft aan goed te functioneren met een op de persoon toegesneden dieet.
Ongeveer 15% geeft aan nog in de "zoekfase" te zijn en slechts een klein percentage houdt nog klachten na invoering van het dieet.
Er is nog veel
werk te doen!
� Stichting VoedselAllergie/ Venlo/
2000
<<Terug